We hebben de woorden op straat al verbruikt, lieveling,
en wat ons nog rest volstaat niet
om de koude te verjagen van vier muren.
We hebben alles verbruikt behalve de stilte.
Onze ogen hebben we met zout van de tranen
verslonden, de handen versleten door ze te drukken,
de klok en de stenen van de kamerhoeken
verteerd in vergeefse verwachting.
Ik steek mijn handen in mijn zakken en ik vind niets.
We hadden vroeger zoveel om elkaar te geven;
Het was alsof alle dingen van mij waren:
Hoe meer ik je gaf hoe meer ik je te geven had.
Soms zei je: jouw ogen zijn groene vissen.
En ik naam het aan.
Ik naam het aan,
omdat aan jouw zijde
alle dingen mogelijk waren.
Maar dat was in de tijd van de geheimen,
het was in de tijd dat jouw lichaam een aquarium was,
het was in de tijd dat mijn ogen
waarachtig groene vissen waren.
Nu zijn het alleen maar mijn ogen meer.
Het is weinig, maar het is de waarheid,
een paar ogen zoals alle andere.
We hebben de woorden reeds verbruikt.
Hoe vaak ik nu ook zeg: lieveling
er gebeurt helemaal niets meer.
En toch, vóór de versleten woorden,
weet ik met zekerheid
dat alleen door jouw naam te fluisteren
Alle dingen sidderen
in de stilte van mijn hart.
Wij hebben niets meer te geven.
Er is in jou
niets meer dat mij om water vraagt.
Het verleden is nutteloos als de vod.
En ik heb je reeds gezegd: de woorden zijn verbruikt.
Vaarwel.
Eugénio de Andrade
Vertaling Toon Cappuyns – Germain Droogenbroodt
Eugénio de Andrade, pseudoniem van José Fontinhas, GOSE, GCM (Póvoa de Atalaia, Fundão, 19 Januari 1923 – Porto, 13 Juni 2005), was a Portugees dichter. Hij wordt gerespecteerd als één van de belangrijke namen in tijdgenoot Portugese poëzie.
Adeus
Já gastámos as palavras pela rua, meu amor,
e o que nos ficou não chega
para nos afastar o frio de quatro paredes.
Gastámos tudo menos o silêncio.
Gastámos os olhos com o sal das lágrimas,
gastámos as mãos à força de as apertarmos,
gastámos o relógio e as pedras das esquinas
em esperas inúteis.
Meto as mãos nas algibeiras e não encontro nada.
Antigamente tínhamos tanto para dar um ao outro;
era como se todas as coisas fossem minhas:
quanto mais te dava mais tinha para te dar.
Às vezes tu dizias: os teus olhos são peixes verdes.
E eu acreditava.
Acreditava,
porque ao teu lado
todas as coisas eram possíveis.
Mas isso era no tempo dos segredos,
era no tempo em que o teu corpo era um aquário,
era no tempo em que os meus olhos
eram realmente peixes verdes.
Hoje são apenas olhos.
É pouco, mas é verdade,
uns olhos como todos os outros.
Já gastamos as palavras.
Quando agora digo: meu amor,
já se não passa absolutamente nada.
E, no entanto, antes das palavras gastas,
tenho a certeza
que todas as coisas estremeciam
só de murmurar o teu nome
no silêncio do meu coração.
Não temos já nada para dar.
Dentro de ti
não há nada que me peça água.
O passado é inútil como um trapo.
E já disse: as palavras estão gastas.
Adeus.
Eugénio de Andrade
Sem comentários:
Enviar um comentário